Elektrotechnische installaties
Een elektrische installatie is het bij elkaar horende geheel van elektrische aansluitingen en verbindingen, dat zich in een gebouw bevindt. Hiermee worden alle voorzieningen bedoeld vanaf de meterkast, de verdeelinrichting en alle zaken die hierop zijn aangesloten zoals: buizen, kabels, leidingen, schakelaars, wandcontactdozen, verlichtingsarmaturen, machines, toestellen en al wat nodig is om deze apparaten te voorzien van elektrische energie.
Enkele belangrijke onderdelen die bij de verdeelinrichting horen zijn:
Voor wat betreft het spanningsniveau wordt onderscheid gemaakt in twee niveaus:
In het Bouwbesluit 2012 is voorgeschreven dat in gebouwen aanwezige elektrotechnische installaties blijvend moeten voldoen aan eisen zoals in NEN 1010 worden gesteld. Hierbij geldt dat volgens de Regeling Bouwbesluit alleen de onderdelen van toepassing zijn die technische voorschriften uit oogpunt van veiligheid bevatten over een voorziening voor elektriciteit. Medewerkers en derden, die met elektrische systemen omgaan, dienen op het juiste niveau geïnstrueerd te zijn over de gevaren en de wijze van werken met de aanwezige elektrische systemen. Bij veel bedrijven zijn zowel bij projecten als bij onderhoud of reguliere bedrijfsvoering de gevaren van elektriciteit niet gering. Bij ongevallen door elektriciteit zal de inspectie SZW op basis van o.a. beschikbare normen toetsen hoe de organisatie en verantwoordelijkheden op gebied van het beheer van de elektrotechnische voorzieningen zijn geregeld en vastgelegd.
NEN 3140 geeft invulling aan de Arbowetgeving. Deze stelt dat de werkgever een actief arbeidsomstandighedenbeleid dient te voeren. Onderdeel van dit beleid dient te zijn dat het beheer en de veilige bedrijfsvoering van de elektrotechnische installaties en de elektrische arbeidsmiddelen zijn geregeld. Deze notitie beperkt zich tot de elektrotechnische installaties.
In het geval van een huurpand moeten huurders/gebruikers afspraken maken met de verhuurder over de verantwoordelijkheid in deze. Dit dient echter wel schriftelijk vastgelegd te zijn. Indien de verhuurder hierin geen verantwoordelijkheid wenst te nemen, moet de huurder, als werkgever van het in het kantoor werkzame personeel, deze verantwoordelijkheid invullen.
Vóór 2018 waren inspectiebedrijven gecertificeerd volgens het Criteria van Toezicht of hadden een accreditatie volgens de Raad van Accreditatie. Per 2018 is deze regeling te komen vervallen en is een nieuwe certificatie regeling opgetreden, het SCIOS.
Voor het uitvoeren van Inspecties van elektrotechnische installaties zijn de inspecties tegenwoordig ondergebracht in de onderstaande categorieën:
De bovenstaande inspecties kunnen worden uitgevoerd door middel van vakbekwame personen waarbij de vakbekwaamheid zal moeten kunnen worden aangetoond door gedegen opleiding(en) waarbij een certificaat is behaald. Hierbij is het mogelijk dat een opdrachtgever of verzekeringsmaatschappijen aanvullende eisen kunnen stellen ten aanzien van de uitvraag betreffende de soort of type veiligheidsinspectie.
In NEN 1010, aangestuurd vanuit Bouwbesluit 2012, zijn bepalingen toegevoegd welke betrekking hebben op de veiligheid. Eerder bevatte artikel 5.1 een uitgebreide opsomming waarin werd aangegeven welke onderdelen bij toepassing van NEN 1010 buiten beschouwing mochten worden gelaten. Met de wijziging van de opzet van artikel 5.1 (voortaan aangeduid als artikel 5.1a) is bepaald dat NEN 1010 alleen van toepassing is, ‘voor zover het gaat om technische voorschriften voor een voorziening voor elektriciteit van een bouwwerk, die zijn gesteld uit oogpunt van veiligheid’.
De norm EN 50575 (NEN 8012) is van kracht en een wettelijke verplichting geworden. Dit is een Europese norm welke de norm voor brandgedrag van kabels in vaste elektrotechnische installaties van bouwwerken omschrijft.
In het geval dat er geen installatieverantwoordelijke is aangewezen en er dus geen afgebakend installatiedeel benoemd is, kan de uitvoerende inspectiepartij gebruik maken van het Programma van Eisen (PvE) Veiligheidsinspecties voor elektrische installaties, uitgegeven door Uneto-VNI | Techniek Nederland.
Bovengenoemd PvE is opgesteld als leidraad voor het beoordelen van elektrische installaties. Als maatstaf gelden dan de eisen van NEN 1010 die ten tijde van het uitvoeren van de inspectie van kracht is.
Binnen een bedrijf of organisatie waarin werknemers worden blootgesteld aan mogelijke elektrische gevaren moet een functionaris worden “aangewezen” als installatieverantwoordelijke. De meest voor de hand liggende norm om hiervoor toe te passen is NEN 3140. De aanwijzing dient schriftelijk plaats te vinden en kan, mits voldoende deskundigheid aanwezig is, intern worden geregeld of worden uitbesteed bij een derde partij zoals een elektrotechnisch onderhoudsbedrijf of technisch managementbureau.
{fss:Media.GetAsset(“ELECTROTECHNISCHE-INSTALLATIES”,”display=centered”)}
*EQF = European Qualification Framework; Zie hoofdstuk 4.2 “Personeel” uit NEN 3140
NLQF niveau 1 (EQF 1): Basiseducatie 2, Vmbo bb, MBO 1
NLQF niveau 2 (EQF 2): Basiseducatie 3, Vavo-Vmbo tl, Vmbo kb, gl, tl, MBO 2
NLQF niveau 3 (EQF 3): MBO 3
NLQF niveau 4 (EQF 4): MBO 4, Havo, Vavo-Havo
Installatieverantwoordelijke
De installatieverantwoordelijke (IV) is aangewezen en is direct verantwoordelijke voor de veilige bedrijfsvoering van de elektrische installatie(s) en/of de veiligheid van de elektrische arbeidsmiddelen.
Deze installatieverantwoordelijke heeft onder andere de volgende verantwoordelijkheden:
de installatieverantwoordelijke zal er daarbij voor zorgen dat een risicoanalyse opgesteld wordt. Hierin wordt aangegeven welk deel van de elektrotechnische installaties geïnspecteerd moet worden op veiligheid en met welke frequentie. Tevens wordt aan de hand van de risicoanalyse aangegeven welke installaties, indien er gebreken zijn geconstateerd, gerepareerd dienen te worden en wanneer.
Naast de installatieverantwoordelijke zijn er nog verschillende personen die werkzaamheden kunnen verrichten aan een elektrische installatie. Deze personen dienen ook te worden “aangewezen”, volgens het aanwijzingsbeleid.
Werkverantwoordelijke
De werkverantwoordelijke (WV) is aangewezen en direct verantwoordelijke voor de werkzaamheden op de werkplek. Hij zal erop moeten toezien dat de medewerkers voldoende geïnstrueerd zijn over de risico’s die aan hun werk kleven.
De installatieverantwoordelijke en werkverantwoordelijke kunnen dezelfde persoon zijn.
Vakbekwaam persoon
Een vakbekwaam persoon (VP) is een persoon die is aangewezen. Hij breidt installaties uit, plaatst groepen bij, inspecteert de elektrische installatie, enz. Een vakbekwaam persoon zal in ieder geval toereikende kennis van NEN 1010 moeten hebben. Door het opleidingsniveau en de ervaring van deze persoon is deze in staat gevaren te herkennen die bij zijn werkzaamheden voorkomen.
Voldoende onderricht persoon
Een voldoende onderricht persoon (VOP) is een persoon die is aangewezen en die voldoende is geïnstrueerd voor het uitoefenen van specifieke taken en werkzaamheden. Deze persoon behoeft geen elektrotechnische achtergrond te hebben, maar moet wel eens werkzaamheden verrichten met een elektrisch risico. Hierbij kan gedacht worden aan: aansluiten van motoren, het vervangen van lichtarmaturen, het repareren van elektrisch gereedschap, enz. Door de juiste instructie is deze persoon in staat om gevaren te herkennen die bij zijn werkzaamheden voorkomen.
Vastgestelde gebreken of tekortkomingen dienen hersteld te worden, waarna een herinspectie uitgevoerd moet worden.
© Melford B.V. 2022